Deze deelcatalogus gaat over ongewenste omgangsvormen tussen werknemers onderling en tussen werknemers en leidinggevenden. Een andere deelcatalogus gaat over agressie en geweld van externen (bezoekers, klanten etc.)
Ongewenste omgangsvormen kunnen bestaan uit agressie en geweld, pesten, discriminatie en seksuele intimidatie in woord en gebaar, en kunnen leiden tot (langdurige) stress.
de term ongewenst gedrag wordt in de dagelijkse praktijk vaak gebruikt. Met ongewenste omgangsvormen beschrijven we waar we van af willen of wat we niet tolereren. Tegelijkertijd is het ook goed aan te geven waar we naar toe willen, dus wat de gewenste vorm is. We gebruiken daarvoor de volgende termen: gewenst gedrag of sociale veiligheid. Bij ongewenste omgangsvormen gaat het over geboden en verboden. Bij sociale veiligheid gaat het over wat we willen bereiken en waar we naar toe willen.
Veel ongewenste omgangsvormen blijven onder de radar. Werknemers durven het niet te melden of schamen zich ervoor. Dat komt vaak omdat ze:
Door de jaarlijkse Nederlands Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) is bekend in welke mate de verschillende vormen van ongewenst gedrag voorkomen. In die enquête is gerubriceerd naar sectoren. Het Rijk valt in deze benchmark onder de sector ‘openbaar bestuur’. Daardoor is een goed beeld te krijgen van de mate waarin het voorkomt. Met de NEA-benchmarktool is interactief goed in te zoomen op ongewenste omgangsvormen. In de benchmarktool heten die: ‘intern ongewenst gedrag, interne seksuele intimidatie, interne intimidatie, intern lichamelijk geweld, discriminatie en intern pesten’. Binnen de Rijksoverheid worden ongewenste omgangsvormen periodiek uitgevraagd in de Personeelsenquête Rijk (PER).
Een werknemer kan ongewenste omgangsvormen op een aantal niveaus aanpakken.
De fases geven ook duidelijk inzicht in de manier waarop ongewenste omgangsvormen kunnen escaleren. Zo kan een werknemer die er zelf niet uitkomt, hulp inroepen van een vertrouwenspersoon. En als dat niet het gewenste effect heeft, overstappen naar mediation. Als mediation ook niet lukt, kan een werknemer een klacht indienen. Naast escaleren is ook de-escaleren mogelijk. De verschillende fases worden dus niet per definitie in de beschreven volgorde doorlopen. Zo kan bijvoorbeeld een klachtencommissie voorstellen om met een mediator om tafel te gaan als dat nog niet is gebeurd. Ook kan een werknemer bij een heftige situatie direct een klacht indienen. Ten slotte kan een medewerker ervoor kiezen om direct aangifte te doen bij de politie wanneer sprake is van een strafbaar feit.
In de Arbowet (artikel 3.2) staat dat werkgevers verplicht zijn om psychosociale arbeidsbelasting (PSA) te voorkomen en werknemers hiertegen te beschermen. Onder PSA vallen alle factoren die stress kunnen veroorzaken in het werk: agressie en geweld, pesten, discriminatie, seksuele intimidatie en werkdruk. Agressie en geweld, pesten, discriminatie en seksuele intimidatie noemen we bij elkaar ook wel ongewenste omgangsvormen. In deze arbocatalogus zijn ongewenste omgangsvormen uitgewerkt. Werkdruk is verder uitgewerkt in de deelcatalogus over werkdruk.
In het Arbobesluit (artikel 2.15, lid 1 en lid 2) wordt de wetgeving rond ongewenste omgangsvormen verder uitgewerkt met de eis van een volledige beleidscyclus en het geven van voorlichting en onderricht.
In de Arbowet (artikel 3, lid 2,) staat het volgende over ‘psychosociale arbeidsbelasting’: ‘De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting.’ De wetgever verstaat onder PSA: agressie en geweld, pesten, discriminatie, seksuele intimidatie en werkdruk in de arbeidssituatie die stress teweegbrengen (Hoofdstuk 1, artikel 1.3.e).
In artikel 1 van de Arbowet wordt stress gedefinieerd als: ‘een toestand die als negatief ervaren lichamelijke, psychische of sociale gevolgen heeft’ (Hoofdstuk 1, artikel 1.3.f).
In het Arbobesluit hoofdstuk 2, afdeling 4 staat in het eerste lid van artikel 2.15: ‘Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan psychosociale arbeidsbelasting worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbowet, de risico’s ten aanzien van psychosociale arbeidsbelasting beoordeeld en worden in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de Arbowet, met inachtneming van de stand van de wetenschap maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of indien dat niet mogelijk is te beperken.’
Lid 2 van art 2.15 stelt het volgende: ‘aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar bestaat voor blootstelling aan psychosociale belasting wordt voorlichting en onderricht gegeven over de risico’s voor psychosociale arbeidsbelasting alsmede over de maatregelen die er op zijn gericht die belasting te voorkomen of te beperken.’
Beleid is nodig om een goede aanpak van ongewenste omgangsvormen in de organisatie te ontwikkelen en te borgen. Negatieve gevolgen van ongewenste omgangsvormen zijn daarmee te voorkomen en/of te beperken. Goed beleid draagt eraan bij dat iedereen bij het Rijk weet wat ongewenste omgangsvormen zijn, hoe ze te voorkomen of beperken zijn en hoe de opvang geregeld is. Het beleid moet niet alleen op papier staan, maar ook:
In het beleid legt de werkgever vast hoe hij ongewenste omgangsvormen voorkomt en als dat niet mogelijk is beperkt. Daarbij gelden bij het Rijk minimale afspraken om een goed beleid rond ongewenste omgangsvormen te borgen.
In de RI&E komen alle vormen van ongewenste omgangsvormen (agressie en geweld, pesten, discriminatie en seksuele intimidatie) aan de orde. Voor het uitvoeren van de RI&E bedenkt de werkgever hoe hij de gegevens laat verzamelen, waarbij hij rondom het thema ongewenste omgangsvormen ook expliciet werknemers laat raadplegen. Bij het uitvoeren van de RI&E is het van belang om, indien aanwezig, ook de (anonieme) jaarverslagen van de vertrouwenspersoon, de formele klachten rondom ongewenste omgangsvormen, input van de bedrijfsarts en relevante medewerkersonderzoeken en evaluaties van eerder genomen maatregelen mee te nemen.
De werkgever doet ten minste eens in de drie jaar aanvullend op de RI&E een verdiepend onderzoek naar ongewenste omgangsvormen. Dit verdiepende onderzoek kan de werkgever gelijktijdig met of na afloop van de RI&E uitvoeren. In het verdiepend onderzoek komt minimaal aan de orde in welke mate en bij welke functies, taken of afdelingen de verschillende ongewenste omgangsvormen voorkomen. Bij het onderzoek zijn werknemers betrokken door het invullen van vragenlijsten of door interviews of andere onderzoeksmethoden.
Voorafgaand aan het onderzoek bepaalt de werkgever in afstemming met de OR hoe en wanneer hij de resultaten naar de verschillende niveaus terugkoppelt. In ieder geval bespreekt de leidinggevende de uitkomsten in het werkoverleg met de werknemers.
De werkgever neemt maatregelen om ongewenste omgangsvormen te voorkómen, te herkennen en aan te pakken. In deze catalogus werken we het voorkómen, herkennen en aanpakken en het geven van voorlichting en instructie verder uit.
De maatregelen worden zo snel mogelijk na de uitvoering geëvalueerd. Het is daarbij belangrijk om niet alleen na te gaan wat er goed ging en beter kon in het proces, maar ook of het beoogde doel is bereikt. De werkgever evalueert het geheel van maatregelen ten minste eens per drie jaar.
In de Gedragscode Integriteit Rijk zijn gedragingen beschreven waar werknemers zich aan moeten houden, ook in het contact met externen.
Ga je als arboprofessional met het beleid in jouw organisatieonderdeel aan de slag? Kijk dan welke tips je kunt gebruiken.
In een sociaal veilige werkomgeving werken mensen met meer plezier, wat de productiviteit verhoogt en minder verzuim en verloop geeft. Toch kunnen zich overal waar werknemers met elkaar samenwerken ongewenste omgangsvormen voordoen. Voorkomen is beter dan genezen en daarom is het belangrijk veel aandacht te besteden aan het voorkomen van ongewenste omgangsvormen. Een heldere visie, een veilige cultuur en heldere gedragsregels zijn daarbij belangrijk. Door de werkomgeving veilig in te richten wordt de kans op ongewenste omgangsvormen kleiner.
Een visie is het vertrekpunt voor het beleid en versterkt de acceptatie en het draagvlak ervan. Een beleidsmatige aanpak beschrijft vervolgens hoe de diverse partijen in een voor iedereen herkenbare cyclus werken aan verbetering. In een heldere visie zet een departement(sonderdeel) neer waar het naartoe wil rondom ongewenste omgangsvormen. In het beleid laat het departement(sonderdeel) zien hoe het die visie invult.
Ieder departement(sonderdeel) communiceert de visie rondom ongewenste omgangsvormen naar alle werknemers. De Gedragscode Integriteit Rijk biedt het kader.
Die visie van het Rijk staat verwoord in de Gedragscode Integriteit Rijk, hoofdstuk 6.1. Daarin staat ‘Als ambtenaar wordt van je verwacht dat je op een respectvolle manier omgaat met anderen, zowel in je contacten binnen als buiten de organisatie. Dat betekent dat je de ander serieus neemt, naar elkaar luistert en fatsoenlijk met elkaar omgaat. Verwacht wordt dat je elkaar hierin steunt en zo nodig corrigeert. Wij streven binnen de rijksoverheid collegialiteit na, samenwerking, teamgeest, openheid en een dienstverlenende instelling. Daarbij respecteer je elkaars privacy en houd je rekening met elkaar. Je helpt elkaar waar nodig en houdt je bijvoorbeeld aan de huisregels van de organisatie. Pesten, (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en geweld zijn uitingen van ongewenste omgangsvormen en worden niet getolereerd binnen de Rijksoverheid’. Als de werkgever deze visie duidelijk en regelmatig communiceert, is dit een goede basis om ongewenste omgangsvormen te voorkomen. Laat alle werknemers weten dat ongewenste omgangsvormen onacceptabel zijn en wat de sancties hiervoor zijn. Deze visie maak je concreet in gedragsregels voor werknemers.
In een sociaal veilige werkomgeving voelen werknemers zich veilig en beschermd tegen ongewenste omgangsvormen. Ze durven dan ook beter hun eigen grenzen aan te geven en te reageren als collega’s grenzen van anderen overschrijden. Sommige werkomgevingen bagatelliseren ongewenste omgangsvormen (‘het valt wel mee bij ons, bij andere organisaties is het erger’) of professionaliseren dit gedrag ‘(het hoort bij het vak’). In sommige werkomgevingen is structureel sprake van ongewenste omgangsvormen door werknemers, leidinggevenden of directies. In al die situaties is sprake van een ongezonde cultuur rondom ongewenste omgangsvormen en is gerichte aandacht voor de cultuur enorm belangrijk.
Als er signalen zijn van een cultuur van ongewenste omgangsvormen of als sprake is van dit gedrag op team- of organisatieniveau, nemen degenen die betrokken zijn bij de aanpak, ook de cultuuraspecten mee. Daarbij gaat het er in essentie om te onderzoeken of er een cultuur is die ongewenste omgangsvormen kan veroorzaken of versterken.
Elk departement(sonderdeel) formuleert gedragsregels over ongewenste omgangsvormen en communiceert die naar alle werknemers. Gedragsregels maken duidelijk welk onderling gedrag de werkgever wel en niet tolereert. Daarmee ondersteunen ze de gewenste cultuur. Ze geven ook houvast om een werknemer aan te spreken die de regels overtreedt.
In die gedragsregels komen in ieder geval de volgende zaken aan de orde.
Elke werkgever zorgt ervoor dat gebouwen en terreinen zodanig zijn ingericht en worden gebruikt dat die zo min mogelijk gelegenheid bieden aan ongewenste omgangsvormen.
Gebouwen en terreinen zijn zodanig ingericht dat ze zo min mogelijk gelegenheid bieden aan ongewenste omgangsvormen tussen werknemers. Waar mogelijk laat de werkgever de werkzaamheden op locatie niet door één werknemer alleen verrichten. Dat geeft namelijk een extra risico op ongewenste omgangsvormen. Als werknemers wel alleen werken, beschikken ze over een technische voorziening om directe hulp in te roepen.
Ongewenste omgangsvormen kunnen vervelende gevolgen hebben. Voordat het zover is, zijn er signalen zichtbaar, zowel bij individuele als bij groepen werknemers als op organisatieniveau. Die signalen kunnen door leidinggevenden en collega’s worden opgemerkt. Hoe eerder dat gebeurt, hoe sneller ingegrepen kan worden en hoe kleiner de negatieve gevolgen zijn. Het is dus belangrijk om de signalen te kennen, erop te letten en ernaar te handelen.
Bij het Rijk gelden de volgende afspraken om ongewenste omgangsvormen zo snel mogelijk te herkennen.
Signalen van stress door ongewenste omgangsvormen zijn signalen die de werknemer eerder niet had en die niet structureel bij hem of haar horen.
Zie je dit soort signalen bij een werknemer, ga dan in gesprek.
Hieronder een (niet uitputtend) overzicht van ongewenste omgangsvormen.
Alarmbellen – Een werknemer kan na een abnormale gebeurtenis van ongewenste omgangsvormen ‘normale’ stressreacties krijgen. Die reacties zijn normaal, omdat ze onderdeel zijn van de verwerking. Maar als deze signalen na 6 tot 8 weken niet afnemen, kan er sprake zijn van een ongezonde verwerking of heractiveren van een eerder trauma. Doorverwijzen naar een huisarts of bedrijfsarts is dan wenselijk. In de bijlage Normale reacties na een abnormale gebeurtenis is te lezen om wat voor reacties het kan gaan.
Een werknemer benadert vaak eerst de leidinggevende als het hem zelf niet lukt om een eind te maken aan de ongewenste omgangsvormen van een ander. Ook kan een leidinggevende zelf ongewenste omgangsvormen constateren. Elke leidinggevende neemt maatregelen bij ongewenst gedrag tussen collega’s. Leidinggevenden maken daarbij bewuste keuzes over het proces en de aanpak, waarbij het de bedoeling is dat die een einde maken aan de ongewenste omgangsvormen.
Elke werknemer die ongewenste omgangsvormen ervaart, kan op eigen initiatief of op initiatief van zijn leidinggevende tijdens werktijd kosteloos vertrouwelijke hulp krijgen van een deskundige ondersteuner. Die deskundige ondersteuners zijn ten minste
Elk bedrijfsonderdeel heeft een klachtenregeling (zie link paragraaf 1). De klachtenregeling is een procedure die werknemers in staat stelt een officiële klacht in te dienen wegens ongewenste omgangsvormen. Hierin is gewaarborgd dat een klachtencommissie de klacht met de juiste zorgvuldigheid afhandelt. De werkgever maakt de klachtenregeling aan alle werknemers bekend. In de klachtenregeling is uitgewerkt dat en hoe de klachtencommissie klachten met de juiste zorgvuldigheid afhandelt.
De vertrouwenspersonen en klachtencommissie rapporteren jaarlijks aan de directie en medezeggenschap.
Alle werknemers nemen met regelmaat, in overeenstemming met maatregelen uit de actuele RI&E, deel aan voorlichting over het voorkomen en verminderen van ongewenste omgangsvormen. Deze voorlichting vergroot bewustwording en inzicht van werknemers. Daarbij gaat het over eigen grenzen en over de handelwijze die van werknemers wordt verwacht bij problemen op dit gebied.
Werknemers weten na de voorlichting:
Laat in de voorlichting aan leidinggevenden ook aan de orde komen hoe ze ongewenste omgangsvormen kunnen herkennen en hoe ze moeten ingrijpen.
Heeft iemand na 6 weken nog steeds onderstaande reacties en nemen ze onvoldoende af? Dan kan er sprake zijn van een ongezonde verwerking. Verwijs degene dan door naar huisarts of bedrijfsarts om te bespreken of extra hulp nodig is voor de verwerking
Ermee bezig blijven | De gebeurtenis niet van je af kunnen zetten, ook al wil je dat graag |
Herbelevingen | Bij herinneringen aan de gebeurtenis komen de pijnlijke gevoelens van toen weer terug |
Nachtmerries | Je hebt last van akelige dromen over de gebeurtenis |
Ontredderd gevoel | In situaties die op de gebeurtenis lijken, keren de gevoelens van toen terug |
Vermijden van gedachten en gevoelens | Gesprekken of gedachten over de gebeurtenis ga je uit de weg, bijvoorbeeld door hard te gaan werken, te veel te drinken of erover te zwijgen |
Vermijden van activiteiten of situaties | De plaats van de gebeurtenis probeer je te vermijden, bijvoorbeeld door je ziek te melden |
Afwezigheid van herinneringen | Bepaalde (belangrijke) momenten van de gebeurtenis kun je je niet herinneren. Ze zijn (onbewust) uit je geheugen verbannen |
Verlies van interesses | Hobby’s waar je voorheen met veel plezier aan deelnam, laat je links liggen. De energie ontbreekt ervoor |
Vervreemding | Je hebt het gevoel dat veel situaties je vreemd voorkomen, ook al ken je ze wel degelijk |
Emotionele dofheid | Je normale gevoelens van plezier, liefde of verdriet zijn niet of slechts oppervlakkig aanwezig |
Neerslachtigheid | Je hebt het gevoel dat alles zinloos is en dat alles zo nutteloos lijkt |
Inslaap- of doorslaapproblemen | Gepieker en gedachten aan de gebeurtenis voorkomen dat je in slaap valt of zorgen ervoor dat je herhaaldelijk wakker wordt |
Verhoogde prikkelbaarheid | Je bent eerder geïrriteerd dan normaal. Wanneer dingen niet meteen lukken volgt snel een woede-uitbarsting |
Schuldgevoelens | Je maakt jezelf verwijten over wat je tijdens de gebeurtenis hebt gedaan of nagelaten |
Verhoogde waakzaamheid | Je bent gespitst op nieuw gevaar en ziet, anders dan voorheen, in iedere persoon een potentiële dader. Je bent bang voor een nieuwe gebeurtenis |
Schrikreacties | Onverwachte harde geluiden en plotselinge bewegingen geven enorme schrikreacties |
Concentratieproblemen | Je bent snel in gedachten verzonken of kunt moeilijk de aandacht bij zaken houden |
Lichamelijke reacties | Na situaties die op de gebeurtenis lijken, krijg je last van hartkloppingen, trillende knieën, maag of hoofdpijn of voel je deze klachten opkomen |
Stel, je nodigt alle collega’s uit voor een Whatsappgroep. Op één collega na dan. Want die doet toch niks anders dan klagen. Is dat ok? Of stel: van één collega krijg je super veel complimenten. Fijn toch? Maar wat als die niet over je werk gaan, maar steevast over je uiterlijk?
Soms is het overduidelijk dat bepaald gedrag niet acceptabel is. En soms is er twijfel of iets over de grens is. Collega’s kunnen dat verschillend ervaren. Het is daarom belangrijk om die grenzen te bespreken, elkaars verschillen te leren kennen en te respecteren. Zo zorg je ervoor dat de sfeer in je team veilig blijft.
Neem 15 – 30 minuten om de werkvorm ‘Wat is jouw grens’ met een groep werknemers te doen. Dat kan in een werkoverleg, workshop of bijzondere bijeenkomst.