Agressie en geweld door externen vormen een belangrijk arbeidsrisico voor werknemers in functies waarin ze contact hebben met externen. Externen betreffen hier geen collega’s. Agressie en geweld tussen werknemers onderling en tussen werknemers en leidinggevende komen aan bod in de arbocatalogus onder ‘Ongewenste omgangsvormen’. Van agressie en geweld is sprake wanneer een werknemer verbaal of fysiek wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen.
In de meeste gevallen ontstaan agressie en geweld niet zomaar. Het begint er vaak mee dat de veroorzaker ergens moeite mee heeft. Dat kan te maken hebben met – al dan niet reële – verwachtingen over de dienstverlening. Als iemand niet krijgt wat hij hoopt of verwacht, of als iemand het gevoel heeft dat hij niet snel genoeg of niet voldoende adequaat geholpen wordt, kan dat leiden tot frustratie. Als de frustratie niet goed wordt opgevangen, kan die overgaan in frustratie-agressie (verbaal of non-verbaal).
Soms zetten externen bewust persoonlijke bedreiging richting werknemers in om hun belang zeker te stellen of iets af te dwingen (instrumentele agressie). Ook kunnen ze vormen van pesten, discriminatie en seksuele intimidatie richting een werknemer inzetten om hun zin te krijgen. In het uiterste geval kunnen externen ook fysiek geweld gebruiken om een boodschap kracht bij te zetten. Daarnaast kan er sprake zijn van onbeheerste agressie als gevolg van een psychische stoornis en/of middelengebruik.
Werkgerelateerde voorvallen van agressie en geweld kunnen zich verplaatsen naar de (digitale) privéomgeving van de werknemer waardoor ook anderen in zijn omgeving hiermee geconfronteerd kunnen worden en vice versa.
Ben je bij een gemeente, ministerie, provincie of andere overheidsorganisatie verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving? Als beleidsmaker of als uitvoerder van dat beleid? Op de website van veilige publieke dienstverlening lees je hoe je agressie-incidenten voorkomt en wat je kunt doen tijdens en na een incident.
Politie en ministerie hebben landelijke afspraken gemaakt over agressie en geweld tegen functionarissen in het openbaar bestuur, onderwijs, volksgezondheid, rechtsbedeling, veiligheid, sociale zekerheid en infrastructuur. Het doel van deze afspraken is een eenduidige, effectieve en snelle afhandeling van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak door politie en openbaar ministerie.
Eenduidige landelijke afspraken (ELA) | Convenant | Rijksoverheid.nl
Het WERKonderzoek wordt periodiek uitgevoerd door CBS in samenwerking met de ministeries BZK en OCW. Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de werkbeleving van werknemers in verschillende sectoren. De resultaten worden gebruikt bij beleidsontwikkeling. Onderdeel van dit periodieke onderzoek is het thema sociale veiligheid, waar het thema agressie en geweld onderdeel van is.
Met de Monitor Integriteit en Veiligheid wordt onder meer onderzocht in welke mate ambtenaren en politieke ambtsdragers geconfronteerd worden met agressie en geweld door externen en hoe hier beleidsmatig mee wordt omgegaan.
De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) is een van de grootste periodieke onderzoeken naar de werksituatie van werknemers in Nederland, bekeken door de ogen van werknemers . TNO en het CBS voeren de NEA uit in samenwerking met het ministerie van SZW. Het doel van de NEA is om tegemoet te komen aan de informatiebehoefte van de overheid, werkgevers, vakbonden, brancheorganisaties en nog veel meer.
Met de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden benchmarktool kun je zelf de cijfers en trends verkennen en vergelijken naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, bedrijfstak en beroepsgroep.
Het CBS biedt een schat aan cijfers over psychosociale arbeidsbelasting in de Nederlandse economie en samenleving. Er is een databank per bedrijfstak en per thema.
In de Arbowet (artikel 3.2) staat dat werkgevers verplicht zijn om psychosociale arbeidsbelasting (PSA) te voorkomen en werknemers hiertegen te beschermen.
Onder PSA vallen alle factoren die bij het werk stress kunnen veroorzaken: agressie en geweld, pesten, discriminatie, seksuele intimidatie en werkdruk. In de Arbowet wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen vormen van genoemd gedrag vertoond door collega’s of leidinggevenden, of door externen. In deze arbocatalogus gaat het over agressie en geweld door externen.
In het Arbobesluit (artikel 2.15 lid 1 en lid 2) wordt de wetgeving rond PSA, en dus ook rond agressie en geweld, verder uitgewerkt met een eis om de risico’s in kaart te brengen en een plan van aanpak op te stellen met gerichte, doeltreffende maatregelen (risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)).
Ook staat in dit artikel de verplichting tot het verzorgen van voorlichting en onderricht voor werknemers die in hun werk te maken kunnen krijgen met agressie en geweld door externen.
In artikel 11 van de Arbowet zijn de verplichtingen voor de werknemer beschreven in het kader van veilig en gezond werken.
De werknemer dient naar vermogen zorg te dragen voor de eigen (en van andere betrokkenen) veiligheid en gezondheid bij het uitoefenen van het werk. Hij maakt daarvoor gebruik van beschikbare arbeidsmiddelen, aangeboden scholing en instructie en informeert leidinggevende over opgemerkte gevaren.
Het beleid van de werkgever is erop gericht om risico’s op agressie en geweld zoveel mogelijk te voorkomen door het bij de bron aan te pakken en te verminderen. Als het toch voorkomt, moet de werkgever ervoor zorgen dat er duidelijke handelingsinstructies zijn voor werknemers. Dit betekent dat de werkgever in gezamenlijkheid met zijn OR en/of werknemers tot een norm komt en deze vaststelt. Om iedereen zich te laten houden aan deze norm is het van belang dat er een adequaat proces van afhandeling (dadergerichte afhandeling, en opvang en nazorg van de werknemer) is vastgelegd en wordt uitgevoerd. Tot slot moet het beleid erop gericht zijn dat de impact op de werknemer zoveel mogelijk beperkt blijft.
In het beleid zijn ook afspraken opgenomen over evaluatie, zodat gewerkt kan worden aan continue verbetering.
Iedere werkgever beschikt over beleid waarin afspraken zijn vastgelegd over de aanpak van agressie en geweld. Het beleid is afgestemd op de risico’s die in de RI&E zijn vastgesteld. Het doel is duidelijk te maken hoe agressie en geweld zoveel mogelijk worden voorkomen en hoe tijdens en na een agressie- of geweldsincident adequaat kan worden gereageerd.
Het beleidsdocument is met instemming van het medezeggenschapsorgaan vastgesteld.
Het beleid bevat de volgende afspraken.
De werkgever beschikt via de RI&E over een actueel overzicht van situaties in het werk met risico op agressie en geweld. Dat kunnen ook situaties zijn in de samenwerking met ketenpartners. Een situatie in het werk kan zich voordoen in de Rijksgebouwen, in de thuissituatie van de werknemer, of elders, bijvoorbeeld in de openbare ruimte, in gebouwen van ketenpartners, telefonisch, online of schriftelijk.
In de RI&E wordt zichtbaar gemaakt welke vormen van agressie en geweld kunnen optreden en wordt de ernst van het risico ingeschat. Daarnaast wordt een evaluatie gemaakt van agressie- en geweldsincidenten die bij de werkgever gemeld zijn.
Onderdeel van de RI&E vormt het plan van aanpak met verbetermaatregelen waarbij de acties worden geadresseerd. Die moeten risico’s op agressie en geweld zoveel mogelijk voorkomen of beperken.
Bij een risico op agressie en geweld is het van belang om inzicht te hebben in wat, waar en wanneer dit zich kan voordoen, welke functiegroepen erbij betrokken kunnen zijn en wat mogelijk achterliggende oorzaken zijn. Gelet op het cyclisch karakter van de RI&E is het van belang om eerdere ervaringen van geweldsincidenten en het effect van de reactie vanuit de werkgever en/of overheidsoptreden (politie/OM) mee te nemen. Dat betekent dat bij de RI&E de volgende zaken in kaart worden gebracht:
Wat werknemers ervaren aan agressie en geweld, kan ook met andere instrumenten in kaart worden gebracht, zoals met het Medewerkeronderzoek (MO) en de Personeelsenquête Rijk. Uitkomsten uit het MO kunnen vervolgens geïmplementeerd worden in het plan van aanpak van de RI&E.
Opstellen van beleid voor agressie en geweld is verplicht volgens de Arbowet. Hoe stel je beleid op?
Beleid maken | Veiligepubliekedienstverlening.nl
Er is een normenkader voor de beveiliging van rijkskantoren. Informatie over vereisten en afspraken zijn op te vragen bij de gebouwverantwoordelijke.
Hoe voorkom je agressie tegen ambtenaren. Uitleg over hoe agressie incidenten te voorkomen kunnen worden en wat gedaan kan worden als het toch voorkomt.
Veilige publieke dienstverlening | Veiligepubliekedienstverlening.nl
Informatie over de wijze waarop de Inspectie SZW toezicht houdt op het gebied van agressie en geweld.
Agressie en Geweld: Waar let de Inspectie SZW op? | Brochure | Nederlandse Arbeidsinspectie (nlarbeidsinspectie.nl)
De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft een zelfinspectievragenlijst over werkdruk en ongewenst gedrag. Onderdeel hiervan is ook een specifieke checklist gericht op de aanpak van agressie en geweld door derden.
Als werkgever weet u hoe waardevol medewerkers zijn voor het succes van uw bedrijf. Maar, wist u ook dat u wettelijk verplicht bent om een arbobeleid te hebben en dat een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) hiervoor de basis is? Lees in deze flyer hoe u aan de slag kunt gaan met de RI&E.
Flyer stappenplan RI&E | Brochure | Arboportaal
Het vóórkomen van agressie en geweld in het werk wordt jaarlijks door TNO onderzocht in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. Dit onderzoek levert inzicht op in de stand van zaken binnen diverse sectoren. De actuele cijfers uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt in beleidsdocumenten.
Beleid op het gebied van agressie en geweld kan ook geagendeerd en besproken worden in een arbo(kern)team. In het arbo(kern)team is zowel directie als medezeggenschap vertegenwoordigd en zitten verder specialisten op het gebied van arbeidsomstandigheden zoals de preventiemedewerker, BHV en beveiliging, adviseurs integrale veiligheid. Ook deskundigen zoals de bedrijfsarts en bedrijfsmaatschappelijk werk kunnen gevraagd worden om (al dan niet structureel) aan te sluiten. De bundeling van deze specialisten in één team heeft als voordeel dat alle onderwerpen die betrekking hebben op arbeidsomstandigheden in een centraal overleg aan de orde worden gesteld. Het arbo(kern)team kan daarnaast ook een belangrijke rol spelen bij het toetsen van de RI&E.
Bij beleidsvorming zijn draagvlak voor implementatie in alle lagen van de organisatie en verbinding tussen de top van het departement(sonderdeel) en de werkvloer van belang. Een werkvorm die kan helpen bij het creëren van draagvlak en het afstemmen van beleidselementen op de praktijk, is het Arenagesprek over Publieksagressie.
De algemene norm is dat elke vorm van agressie en geweld onacceptabel is en altijd een vervolg krijgt. Op basis van de vormen en aard van agressie en geweld die externen (kunnen) vertonen stelt elk (departements)onderdeel een organisatienorm op. De organisatienorm concretiseert welke gedragingen van externen niet geaccepteerd zijn, hoe daarmee wordt omgegaan en/of hoe erop wordt gereageerd door de werknemer, bijv. het stoppen van een gesprek en het doen van een melding. Op normoverschrijdend gedrag volgt een reactie vanuit het departement(sonderdeel). Melders worden door de werkgever geïnformeerd over de voortgang van de afhandeling.
Het is van belang regelmatig te toetsen of de norm en de reactie nog steeds volstaan. Mogelijk zijn er nieuwe andere vormen van agressie bijgekomen die een andere reactie vragen. Ook is het belangrijk om aandacht te hebben voor dilemma’s waar werknemers bij het werken vanuit de organisatienorm tegenaan kunnen lopen. Door ook hier gezamenlijke werkafspraken over te maken, blijft eenduidigheid en daarmee de veiligheid gewaarborgd.
De werkgever zorgt periodiek voor voorlichting en onderricht gebaseerd op deze norm.
Eén op de drie werknemers bij de overheid krijgt op het werk te maken met agressie en geweld door externen. Dit is zeer ernstig, want agressie ontwricht en brengt de gezondheid en het werkplezier in gevaar. Collega’s vallen hierdoor uit of vertrekken. Agressie beïnvloedt ook de ambtelijke integriteit; werknemers kunnen hun functie niet adequaat uitvoeren door agressie. Genoeg redenen om duidelijk nee te zeggen tegen agressie. Agressie moet stoppen. Dat begint bij het stellen van een duidelijke norm[1] over de omgang met werknemers bij het Rijk. De norm ‘Stop Agressie Samen: zeg nee, meld het en maak werk van veiligheid’ stelt een grens die nooit overschreden mag worden.
De grens tussen wel en niet geaccepteerd gedrag is echter in de praktijk vaak niet eenduidig. De beleving van agressie is namelijk voor iedereen verschillend. Ieder handelt vanuit zijn eigen perspectief en maakt daarbij vaak verschillende keuzes als het gaat over wat er wel/niet geaccepteerd wordt, welke voorzorgsmaatregelen je neemt, wanneer je meldt etc. Bovendien is de grens tussen emotie als geaccepteerd gedrag en agressie ook niet altijd duidelijk.
De grens kan meer concreet worden gemaakt door deze te koppelen aan specifiek gedrag van een externe én dus los te koppelen van de persoonlijke beleving van een werknemer. Bij het bepalen van de organisatienorm wordt zodoende het feitelijk gedrag van de externe leidend voor de reactie van de organisatie en niet het effect van dat gedrag op de werknemer. Dit betekent dus dat ook als een werknemer zich niet bang of bedreigd heeft gevoeld de werknemer en werkgever bij een incident op de afgesproken wijze reageren en handelen.
Door te werken vanuit de organisatienorm en niet de persoonlijke norm zullen werknemers zich meer gesteund voelen in hun werk en minder dilemma’s ervaren. Ze hoeven zich bijvoorbeeld niet meer af te vragen of gedrag erg genoeg was om agressie genoemd te worden en wel of niet onacceptabel was. Ook kan het helpen om ‘normvervaging’ tegen te gaan, die kan optreden bij werknemers die vaak worden geconfronteerd met normoverschrijdend gedrag. Voor externen levert ‘het werken volgens de organisatienorm’ op dat er een voorspelbaar proces is en een duidelijk kader waarin de dienstverlening plaatsvindt.
Let op Het effect van agressie en geweld op de werknemer persoonlijk staat wel centraal bij de opvang en nazorg.
Op initiatief van het team Veilige Publieke Dienstverlening (Directie Ambtenaar & Organisatie)
Afdeling Ambtelijk Vakmanschap en Rechtspositie, ministerie BZK) is een collectieve norm ontwikkeld, Stop Agressie Samen: zeg nee, meld het en maak werk van veiligheid.
Stel een norm | Preventie | Veiligepubliekedienstverlening.nl
Online agressie via sociale media | Veiligepubliekedienstverlening.nl
Met een normschema kan duidelijk worden gemaakt:
In een dilemmasessie gaat een team/afdeling met elkaar in gesprek over wat de organisatienorm (zero tolerance) concreet voor het diverse team/afdeling betekent. De organisatienorm wordt vertaald naar een concrete teamnorm. Het resultaat van een dilemmasessie is een lijst met concrete werkafspraken, die kunnen worden verwerkt in een agressieprotocol voor dit specifieke team. Dat is een aanscherping of specificering van het algemeen beschreven agressieprotocol.
Er wordt ingegaan op wat hun visie op dienstverlening is, welke waarden en normen ze daarin hanteren, op welke wijze agressie en geweld door externen voorkomen en hoe er in de praktijk wordt gehandeld bij agressie en geweld. Overeenkomsten en verschillen tussen werknemers worden in kaart gebracht, en ook de factoren die bepalend zijn voor verschillen. Zo worden collega’s zich bewust van hun eigen en elkaars opvattingen en overtuigingen. Zij leren ook hoe ze agressie en geweld kunnen vóórkomen en hoe ze ermee om kunnen gaan. Het is van belang regelmatig stil te staan en ervaringen met elkaar te delen.
Eventuele dilemma’s in het hanteren van de organisatienorm worden besproken en er worden afspraken gemaakt over wat de werknemers nodig hebben om zich aan de gestelde organisatienorm te houden.
Ook wordt in kaart gebracht wat een team kan doen om agressie te voorkomen. Daarbij is bijvoorbeeld aandacht voor de kwaliteit van dienstverlening, herkenning van risicosituaties en risicogroepen en hoe ermee om te gaan.
Deze aanpak stimuleert teamvorming, vergroot bewustwording van de begrippen agressie en geweld en het belang van het stellen van een gezamenlijke norm, versterkt onderlinge uitwisseling tussen teamleden en vergroot het besef dat het belangrijk is om gezamenlijk en eenduidig te handelen. Dilemma’s die daarbij ervaren worden, komen in beeld en er wordt met elkaar gezocht naar een oplossing of handelwijze, waarbij de organisatienorm het uitgangspunt blijft.
De Monitor Integriteit en Veiligheid 2022 geeft inzicht in de mate waarin politieke ambtsdragers en medewerkers in het openbaar bestuur te maken krijgen met agressie en geweld door burgers en de wijze waarop hier beleidsmatig mee wordt omgegaan.
Alle werkplekken zijn zo ingericht dat werknemers zoveel mogelijk beschermd zijn tegen mogelijke agressie en geweld door externen.
Er is een procedure voor het melden van onveilige werkplekken of -situaties. Werknemers zijn bekend met deze regeling. Gesignaleerde onveilige werkplekken worden zo snel mogelijk onder de aandacht gebracht van de werkgever. De wijze waarop hieraan gevolg wordt gegeven, wordt teruggekoppeld aan de melder. Acties die hieruit voortkomen, worden opgenomen in het plan van aanpak van de RI&E.
Daar waar werknemers werken is het vooraf informeren en voorbereiden van werknemers op het veilig kunnen werken en het creëren van een veilige werkomgeving noodzakelijk.
Voor alle gebouwen gelden de volgende uitgangspunten. Zie voor Rijkskantoren ook het Normenkader Beveiliging Rijkskantoren 3.0 (NkBR), op te vragen bij de gebouwverantwoordelijke. (Een onderzoeks- en analysemethode waarmee goede ervaringen zijn opgedaan om de werkomgeving veilig te ontwerpen en in te richten is Crime Prevention Through Environmental Design.)
Voor alle (delen van) gebouwen waar werkzaamheden worden verricht met een hoog risico op agressie en geweld, gelden de volgende aanvullende criteria.
Als het contact buiten de eigen gebouwen plaatsvindt, bijvoorbeeld in de openbare ruimte of op huis- of bedrijfsbezoek, dan gelden bepaalde vereisten. Voor de werkzaamheden is van te voren ten minste op functieniveau een risico-inschatting gemaakt. Afhankelijk van het ingeschatte risico wordt bepaald welke van de volgende maatregelen noodzakelijk zijn.
Bij het inrichten en uitvoeren van de werkprocessen wordt expliciet aandacht besteed aan het voorkomen van agressie en geweld.
Werkprocessen die een risico op agressie en geweld met zich meebrengen, worden geanalyseerd en geëvalueerd om na te gaan of dit risico verminderd of zelfs geëlimineerd kan worden.
Er is een procedure voor het melden van onveilige werkprocessen in relatie tot agressie en geweld. Werknemers hebben voorlichting gehad en zijn bekend met deze procedure. Gesignaleerde onveilige werkprocessen worden zo snel mogelijk onder de aandacht gebracht van de betreffende verantwoordelijke. De wijze waarop hieraan gevolg wordt gegeven, wordt teruggekoppeld aan de melder.
Jaarlijks wordt de veiligheid van werkprocessen geëvalueerd op basis van gegevens uit de incidenten- en klachtenanalyse en beschikbare kwaliteitsmetingen zoals klanttevredenheidsonderzoeken. Acties die hieruit voortkomen, worden opgenomen in het plan van aanpak van de RI&E.
Werkprocessen zijn veilig als het dagelijks werk zo is georganiseerd dat het geen agressie en geweld uitlokt.
In het ontwerp van het werkproces wordt ervoor gezorgd dat:
Als uit de RI&E of uit de incidentenanalyse blijkt dat er in een werkproces sprake is van een risico op agressie en geweld, dan worden maatregelen genomen om ze te voorkomen of te beperken. Hiervoor wordt de volgende werkwijze gevolgd.
Agressie en geweld door externen ontstaan in de meeste gevallen niet zomaar. De interactie tussen de externe en het departement(sonderdeel) is een formeel, maar vooral een communicatief proces (frustratieagressie, instrumentele agressie, als gevolg van middelen). Er is nooit een excuus om agressie en geweld te gebruiken tegen werknemers. Het departement(sonderdeel) heeft wel een aantal tools in handen om agressie en geweld door externen te voorkomen of beperken. Een van die handvatten is de kwaliteit van de dienstverlening.
Servicenormen zijn beloften over de dienstverlening van de overheid. Hierdoor weten burgers en bedrijven wat ze kunnen verwachten. De servicenormen moeten altijd duidelijk zichtbaar zijn aan de balie of op de website. Als een belofte wordt geschonden, kan de overheidsinstantie daarop aangesproken worden. De medewerker moet dan zo snel mogelijk voor een oplossing voor de situatie zorgen servicenormen voor dienstverlening.
De werkgever stelt huis- en gedragsregels op en zichtbaar zijn voor bezoekers c.q. externen (zoals publiek, externe klanten, justitiabelen en vreemdelingen). Deze huis- en gedragsregels en de wijze waarop die worden bekendgemaakt, zijn afgestemd op de betreffende werksituatie.
Van werknemers wordt verwacht dat ze de huis- en gedragsregels kennen, zodat ze externen er zo nodig op kunnen wijzen en aanspreken. Nieuwe werknemers krijgen in het introductieprogramma informatie over de geldende huis- en gedragsregels.
Ook is er een gedragscode voor werknemers, onderdeel van de Gedragscode Integriteit Rijk. Als werknemers handelen volgens de gedragscode, zorgt dat voor respect en geloofwaardigheid bij de externe en wordt de kans op agressie en geweld kleiner.
Huis- en gedragsregels om agressie te voorkomen worden bij actualisatie van de RI&E en het plan van aanpak geëvalueerd. Ook worden de huis- en gedragsregels, na eventuele bijstelling, opnieuw onder de aandacht gebracht van werknemers en externen.
De huis- en gedragsregels:
Huis- en gedragsregels worden zichtbaar opgehangen en gepubliceerd op de website (intra- en internet) van het departement(sonderdeel). Eventueel worden ze ook in pictogrammen gecommuniceerd.
In de huis- en gedragsregels kunnen de volgende aspecten worden opgenomen.
Gedragsregels die van toepassing zijn op situaties waarin een werknemer een huis- of bedrijfsbezoek brengt, kunnen worden vastgelegd in flyers, die kunnen worden meegestuurd voorafgaand aan een afspraak.
Gedragsregels voor telefonisch, digitaal of online contact worden op de internetpagina gepubliceerd. Een departement(sonderdeel) waar werknemers werkzaam zijn in de openbare ruimte, publiceert gedragsregels ook op de internetpagina.
De overheid hanteert servicenormen voor dienstverlening. Dit zijn beloften over de dienstverlening van de overheid. Hierdoor weten burgers en bedrijven wat ze kunnen verwachten.
In de Gedragscode Integriteit Rijk zijn gedragingen beschreven waar werknemers zich aan moeten houden, ook in het contact met externen.
Voorafgaand aan (incidentele) projectactiviteiten waarin al dan niet in samenwerking met andere instanties met groepen wordt gewerkt, wordt een risicoanalyse gemaakt. Dit wordt gedaan bij de inschatting van een verhoogd risico op agressie en geweld; denk bijvoorbeeld aan groepsbijeenkomsten over (politiek en maatschappelijk) gevoelige onderwerpen. In dat kader worden ook de te hanteren normen voor agressie en geweld (gezamenlijke tolerantiegrenzen) geformuleerd en vastgesteld.
Op basis van de risicoanalyse worden (schriftelijk) afspraken gemaakt met de betrokken organisaties over de wijze van optreden. Daarin wordt aandacht besteed aan maatregelen om agressie te voorkomen en aan maatregelen om de risico’s ervan tot een minimum te beperken door adequaat handelen. Indien nodig krijgen werknemers hierin onderricht.
Bij een risicoanalyse worden de volgende aspecten betrokken.
Organisaties dienen zich voorafgaand aan iedere publieksbijeenkomst te realiseren wat het doel van de bijeenkomst is, wat het risico is op het ontstaan van ordeverstoring of agressie, en wat dat betekent voor het vormgeven van de bijeenkomst.
De HEV 2018 beschrijft het gehele proces voor de evenementenveiligheid. Dit proces start met het aanvragen van een evenement en eindigt met het evalueren van het evenement na afloop. Door acht processtappen te doorlopen, houden de verschillende samenwerkende partijen grip op de veiligheid bij evenementen en kunnen zij, als dat nodig is, op tijd maatregelen nemen om de veiligheid te bevorderen.
In werksituaties waarin risico op agressie en geweld aanwezig is of wordt verwacht, zijn afspraken gemaakt over het ondersteunen van werknemers (zoals samenwerken, alarmeringsmogelijkheid, inschakelen van beveiliging, meenemen van een wijkagent, inzet van een interventieteam, bijstand door de leidinggevende).
Ook zijn er afspraken over de wijze waarop een werknemer wordt bijgestaan, wanneer gesignaleerd wordt dat het contact met een externe dreigt te escaleren. Werknemers zijn voorgelicht en/of getraind in het omgaan met deze situaties.
Veilig kunnen werken is voor iedere werknemer van groot belang. Werknemers weten hoe zij in hun werksituatie moeten handelen in onveilige situaties en bij mogelijke escalatie (bijvoorbeeld gesprek/contact stoppen, ruimte verlaten, hulp inschakelen, alarmeren). Van iedere werknemer wordt een actieve houding verwacht om collega’s bij te staan in situaties die onveilig zijn of die kunnen escaleren.
Wanneer een werknemer in een situatie belandt waarin agressie of geweld dreigt moet hij altijd op hulpkunnen rekenen. Assistentie die ingeroepen wordt, moet uiteraard effectief kunnen ingrijpen. Dit vereist hulpmiddelen en training.
De leidinggevende en het betreffende team maken afspraken over passende assistentie.
Er zijn verschillende typen assistentie te onderscheiden:
In teams worden afspraken gemaakt en vastgelegd in een agressieprotocol. Het gaat om antwoorden op de volgende vragen.
In werksituaties waarin het risico op agressie en geweld aanwezig is, moet een geschikte alarmeringsmogelijkheid beschikbaar zijn, waarop altijd direct wordt gereageerd en waarbij adequate assistentie wordt verleend.
Als een werknemer in een situatie belandt waarin agressie of geweld dreigt of ziet dat een collega zich in zo’n situatie bevindt, moet hij hulp kunnen inschakelen. Dat geldt ook voor situaties waarin een gesprek vanwege agressief gedrag door een externe is beëindigd en de externe weigert de locatie of ruimte te verlaten.
Het inschakelen van passende hulp gebeurt door collega’s of derden te alarmeren.
Voor alarmering zijn procedureafspraken en technische systemen nodig (zowel binnen als buiten Rijksgebouwen).
Om er zeker van te zijn dat alles werkt zoals verwacht, is het nodig om de alarmerings- en communicatiemiddelen regelmatig te testen en om procedures te oefenen.
Het is van groot belang goed te bekijken welke manier van alarmering en assistentie verlenen past bij de verschillende situaties die zich kunnen voordoen. Indien de inschatting is dat een situatie tot ernstige agressie en geweld kan leiden stemt de werkgever alarmopvolging af met de politie.
Per departement(sonderdeel) waar agressie en geweld kunnen voorkomen, is in de RI&E een analyse gemaakt van de risicovolle situaties.
Elke werkgever heeft een procedure om agressie- en geweldsincidenten te melden en te registreren. Deze procedure beschrijft de gehanteerde organisatienorm voor gedrag dat wel en niet geaccepteerd wordt, en welk gedrag van externen gemeld moet worden als agressie-en geweldsincident. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers de procedure melden en registreren kennen en ziet erop toe dat de procedure op de juiste wijze wordt uitgevoerd. Er zijn afspraken over het opvolgen van incidenten, met daarbij aandacht voor opvang en nazorg voor de werknemer en voor dadergerichte afhandeling. Leidinggevenden zorgen ervoor dat de melder zo snel mogelijk (richtlijn: waar mogelijk binnen 48 uur) terugkoppeling krijgt over de stappen die naar aanleiding van de melding zijn genomen.
Jaarlijks wordt een geanonimiseerd overzicht van geregistreerde incidenten gestuurd aan de werkgever en het medezeggenschapsorgaan. Dit overzicht is input voor de evaluatie van de aanpak van agressie en geweld en voor het leren van incidenten.
Melding van incidenten draagt bij aan het verbeteren van de veiligheid, aan opvang en nazorg en is input voor het verbeteren van de dienstverlening. De melding van incidenten gebeurt in een passend registratiesysteem, waarbij de privacy van de melder is gewaarborgd.
De informatie die nodig is in de registratie van incidenten, is weer te geven in zeven W’s:
Deze 7W’s kunnen vertaald worden in eigen vragen.
Binnen de rijksoverheid is de Agressie Registratie Overheid (ARO) (arorijk.nl) beschikbaar als digitaal systeem voor het melden, registreren en afhandelen van incidenten van agressie en geweld. Werkgevers die gebruikmaken van ARO, kunnen het systeem grotendeels zelf inrichten, zodat het optimaal aansluit bij het eigen beleid van melden, registreren en afhandelen. Voor vragen over ARO kan je terecht bij HelpdeskARO@rijksoverheid.nl
Het onderzoek ‘Meer dan een vinkje’ geeft een overzicht en inzit in hoe de meldings- en registratiebereidheid van agressie en geweldsincidenten onder onderheidsmedewerkers vergroot kan worden en welk instrumentarium daarvoor beschikbaar is, wat hierbij al bestaande kansrijke initiatieven zijn en hoe dit proces het beste kan worden ingebed in de organisatie.
Factsheet bepalende factoren voor melden en registreren
Een factsheet bepalende factoren met factoren die van invloed zijn op de bereidheid van ambtenaren (medewerkers en leidinggevenden) om agressie en geweld te melden en/of registreren.
Een agressie-incident kan worden aangemerkt als een arbeidsongeval. De werkgever is verplicht om een Arbeidsongeval direct te melden aan de Nederlandse Arbeidsinspectie wanneer er sprake is van:
Aan iedere werknemer die als direct betrokkene of als getuige te maken heeft gehad met een incident met agressie en geweld, wordt altijd eerste opvang en nazorg aangeboden. Bij de uitvoering is sprake van maatwerk op basis van de beleving van de werknemer. De leidinggevende is eindverantwoordelijk voor de eerste opvang en nazorg van werknemers.
De eerste opvang vindt direct na het incident plaats en staat in het teken van emotionele en praktische ondersteuning. De nazorg is primair bedoeld om het proces van verwerking en herstel te ondersteunen. De werkgever organiseert hiervoor bedrijfsopvang en/of professionele hulpverlening.
Na een incident kunnen direct betrokkenen, maar ook getuigen van het incident aangeslagen zijn.
Door de orde en rust snel te herstellen en op een correcte manier aandacht te schenken aan de slachtoffers en andere betrokkenen worden veiligheid en controle hersteld en kan de emotie van direct betrokkenen passend worden opgevangen. Emotionele en praktische steun kan bestaan uit eerste hulp geven, naar huis brengen, huisgenoten informeren, het incident melden, (tijdelijk) ander werk geven, materiële schade vergoeden of aangifte doen bij de politie.
De eerste opvang heeft als doel:
Een (ernstig) incident kan voor betrokkenen veel impact hebben. De confrontatie met incidenten heeft vaak een negatieve invloed op het werkplezier. Ook kunnen zowel de lichamelijke reacties (gespannenheid, slecht slapen) als de psychische (herbeleven, hyperalertheid, geïrriteerd zijn, snel emotioneel worden) langere tijd aanhouden. Voor het merendeel zijn dit normale reacties op een abnormale situatie. Vaak zal het herstelvermogen van betrokkenen voldoende zijn en zullen de reacties in de loop van een aantal dagen of weken verdwijnen.
Het herstel kan worden bevorderd door praktische ondersteuning bij het oplossen van allerlei zaken die door het incident zijn ontstaan en door emotionele steun van (hiertoe opgeleide) collega’s en leidinggevenden. We hebben het dan over nazorg. Nazorg wordt verleend aan alle werknemers die als slachtoffer of getuige betrokken zijn geweest bij een incident van agressie en geweld en aan degenen die erom vragen.
Voor het adequaat vormgeven van de opvang zijn de volgende zaken geregeld:
De nazorg richt zich op het herstel van de normale werksituatie door:
Aanvullende maatregelen:
Evaluatie draagt bij aan continu leren en verbeteren. Het is niet gericht op het functioneren van individuele werknemers , maar op werkzaamheid van de afspraken.
Ook de aanpak van agressie en geweld moet periodiek geëvalueerd worden: zijn het beleid en de genomen maatregelen adequaat? Zo’n evaluatie voorkomt dat plannen, maatregelen en afspraken hun effectiviteit verliezen.
Door het analyseren van incidenten wordt inzicht verkregen in achtergronden en oorzaken en kan de effectiviteit van maatregelen worden beoordeeld. Daarnaast kan in kaart worden gebracht of er aanknopingspunten zijn voor de organisatie om incidenten in de toekomst te voorkomen en om de kwaliteit van de dienstverlening verbeteren.
De bevindingen en uitkomsten van de evaluatie en bijstelling van het beleid vormen de input voor actualisatie van het plan van aanpak RI&E.
Invulling geven aan de evaluatie van beleid en incidenten (Bron: Na een incident – A&O Arbocatalogi (aeno.nl))
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het evalueren van het gevoerde beleid en het evalueren van incidenten met als doel om ervan te leren.
De evaluatie van het beleid dat geldt voor het hele departement(sonderdeel), gebeurt aan de hand van de volgende processtappen.
Het beleid en de uitgevoerde maatregelen moeten bijdragen aan vermindering van blootstelling aan agressie en geweld en aan vermindering van negatieve gevolgen hiervan. Het is overigens mogelijk dat het aantal meldingen juist stijgt door aandacht te vestigen op melden. Dan is de meldingsbereidheid wel toegenomen, maar het aantal incidenten niet.
De resultaten worden vastgelegd in een evaluatieverslag. Dat heeft het management nodig voor beoordeling en besluitvorming en het medezeggenschapsorgaan heeft het nodig om het beleid te toetsen.
Evalueer het incident | Handelen bij een incident | Veiligepubliekedienstverlening.nl
Bij de analyse van agressie-incidenten is het niet van belang wie mogelijk iets fout heeft gedaan, maar waarom het fout is gegaan: welke veiligheidsaspecten waren afwezig of hebben niet gewerkt, en wat waren de achterliggende oorzaken. Door die vragen te beantwoorden kunnen structurele verbetermaatregelen worden opgesteld om herhaling te voorkomen. Leren van incidenten staat hierin voorop. Afspraken zijn nodig over de vraag welke functionarissen de incidentenanalyse uitvoeren.
Bij het analyseren worden de volgende stappen doorlopen:
Incidentanalyse en -evaluatie is een manier om inzicht te krijgen in agressierisico’s, met als doel deze risico’s weg te nemen of te beheersen. Verbeteringen moeten leiden tot minder risico’s, waardoor de kans op incidenten kleiner wordt. Het is belangrijk afspraken te maken over de vraag wie verantwoordelijk is voor het doorvoeren van verbeteracties naar aanleiding van de meldingen en registraties.
Analyse kan gebeuren door:
De werkgever hanteert een procedure voor het sanctioneren van daders van agressie en geweld. Die is erop gericht de dader zo snel mogelijk te laten weten dat zijn gedrag niet wordt getolereerd en welke maatregelen of sancties hierop worden genomen. Het moet duidelijk zijn dat agressie en geweld nooit mogen lonen. Maatregelen en sancties die worden afgesproken, zijn afgestemd op de aard van de vertoonde agressie, het vertoonde geweld en op eventuele herhalingen van agressief gedrag. De werknemer die bij het incident betrokken was, wordt geïnformeerd over de voorgenomen maatregel of sanctie.
Het sanctiebeleid dat de werkgever heeft vastgesteld en dat beschrijft welke maatregel of sanctie wordt getroffen bij welk type agressie en geweld, is leidend. Een maatregel of sanctie wordt vanuit de werkgever opgelegd door een daartoe bevoegd persoon.
Een departement(sonderdeel) maakt afspraken over maatregelen of sancties die worden opgelegd aan een externe die de regels overtreedt. Maatregelen en sancties worden ontwikkeld in samenhang met de huis- en gedragsregels. De aard en duur van een maatregel of sanctie zijn afgestemd op de aard van de vertoonde agressie en het vertoonde geweld en op eventuele herhalingen van agressief gedrag in een bepaalde periode.
Reageer namens de organisatie naar de dader | Handelen bij een incident | Veiligepubliekedienstverlening.nl
Normen gaan leven als ze gevoeld worden door degene die ze overschrijdt. Confronteer een dader daarom binnen 48 uur met zijn agressieve of gewelddadige gedrag. Zo maak je duidelijk dat iemand de norm heeft overschreden. Was de dader tijdens het incident door verward gedrag, alcohol- of drugsgebruik niet aanspreekbaar? Dat is geen excuus voor agressie. Wel kan het een reden zijn om aangepaste afspraken te maken. Zodat de dienstverlening voor medewerkers veilig blijft.
Daarnaast wordt:
Een voorbeeld van een sanctiematrix (Bron: Na een incident – A&O Arbocatalogi (aeno.nl)
In situaties waarin sprake is van herhaalde (non-)verbale agressie, persoonlijke bedreiging of fysiek geweld kan, voorafgaand aan het opleggen van de formele sanctie, een stop- of incidentgesprek worden gevoerd. De externe wordt hierin aangesproken op gedrag en er worden afspraken gemaakt voor de toekomst. Als de externe goed aanspreekbaar en corrigeerbaar is, wordt gevraagd naar de oorzaak van het ontstaan van de vertoonde agressie (wederhoor toepassen). De organisatie kan hier mogelijk consequenties uit trekken voor de dienstverlening. Daarbij blijft nog altijd het uitgangspunt dat vormen van agressie en geweld niet geaccepteerd worden.
De werkgever moet een duidelijk beleid hebben voor het doen van aangifte en voor het informeren van de werknemer over het vervolg van de aangifte. Als sprake is van een vermoedelijk strafbaar feit, kan de werknemer zelf of de werkgever aangifte doen bij de politie, volgens landelijke richtlijnen op het gebied van aangifte doen van agressie-incidenten gericht tegen werknemers met een publieke taak. De politie hanteert de VPT-code voor de registratie in haar systeem.
Als (een vertegenwoordiger van) de werkgever aangifte doet, wordt altijd het adres van de organisatie opgegeven als domicilie. De naam van diegene die namens de werkgever aangifte doet wordt vermeld, evenals de naam van de getuige. De adresgegevens van de werknemer worden nooit opgenomen in de aangifte. De werknemer die betrokken is geweest bij het incident, treedt op als getuige.
De veiligheid van de betreffende werknemer moet gewaarborgd zijn. In sommige gevallen kan daarom (deels) anoniem aangifte worden gedaan. De getuigenis van een betrokken werknemer wordt in dat geval opgetekend onder het zaak- of personeelsnummer. Deze manier van (deels) anonieme aangifte is mogelijk als er gegronde redenen zijn voor de werknemer om te vrezen voor belemmering in de uitoefening van het beroep of voor overlast of represailles. De hulpofficier van justitie beoordeelt de mogelijkheden voor (deels) anonieme aangifte. Bij de start van het aangifteproces kan de werkgever de mogelijkheden voor anonieme aangifte bespreken met de hulpofficier van justitie.
Als een werknemer onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met zijn taak, blootstaat aan agressie, geweld, ernstige bedreiging, intimidatie of een ander strafbaar feit, wordt altijd aangifte gedaan. Het kan zowel gebeurtenissen betreffen waarvan de werknemer zelf slachtoffer is als gebeurtenissen waarvan hij getuige is.
Uit het oogpunt van zorgvuldig werkgeverschap en om te benadrukken dat gewerkt wordt vanuit een organisatienorm, doet de werkgever aangifte en niet de werknemer. De werknemer treedt op als getuige.
Als een werknemer intern melding heeft gemaakt van een agressie incident waarbij mogelijk sprake is van een strafbaar feit worden de volgende stappen gezet:
De informatie die nodig is om aangifte te doen is weer te geven in 7 W’s:
Deze vragen worden door de politie gesteld als aangifte wordt gedaan. Het is belangrijk om een antwoord op deze vragen voor te bereiden voordat aangifte bij de politie wordt gedaan.
Naast aangifte is het ook mogelijk om melding te doen bij de politie en/of om een stopgesprek aan te vragen. Een melding bij de politie kan worden gedaan als er nog geen sprake is van een strafbaar feit waarvan aangifte kan worden gedaan. De politie legt een melding vast, waardoor zicht ontstaat op de aard en hoeveelheid meldingen van bv. ‘probleemklanten’ of ‘probleemlocaties’. Er wordt een dossier opgebouwd.
Als de externe een strafbaar feit pleegt, kunnen eerdere meldingen meewegen bij het bepalen van een eventuele straf.
Als bij de politie een stopgesprek wordt aangevraagd, dan spreekt de politie een dader aan op zijn/haar gedrag. Dat kan bij de dader thuis, of op het politiebureau. Na een stopgesprek is de keuze aan de dader. De dader stopt met het agressieve gedrag of er wordt aangifte gedaan, waarna strafvervolging plaatsvindt.
Eenduidige landelijke afspraken voor politie en Openbaar Ministerie ten aanzien van de aanpak van geweld tegen ambtenaren. Het gaat om agressie en geweld die direct verband houdt met het uitvoeren van werkzaamheden in de sectoren openbaar bestuur, onderwijs, volksgezondheid, rechtsbedeling, veiligheid, sociale zekerheid en infrastructuur
Vermoed je dat het gedrag van de dader strafbaar is? Ga dan zo snel mogelijk naar de politie, liefst binnen 2 werkdagen. Doe dit in ieder geval altijd als iemand fysiek geweld heeft gebruikt of daarmee dreigde. Acties die face-to-face, via e-mail of per brief strafbaar zijn, zijn dat ook via online kanalen. Denk aan belediging of bedreiging.
De informatie die nodig is om aangifte te doen is weer te geven in 7 W’s:
Deze vragen worden door de politie gesteld als aangifte wordt gedaan. Het is belangrijk om een antwoord op deze vragen voor te bereiden voordat aangifte bij de politie wordt gedaan.
Een werkinstructie voor werkgever en werknemer met een publieke taak voor aangifte doen of een melding te maken.
Naast aangifte is het ook mogelijk om melding te doen bij de politie en/of om een stopgesprek aan te vragen. Een melding bij de politie kan worden gedaan als er nog geen sprake is van een strafbaar feit waarvan aangifte kan worden gedaan. De politie legt een melding vast, waardoor zicht ontstaat op de aard en hoeveelheid meldingen van bv. ‘probleemklanten’ of ‘probleemlocaties’. Er wordt een dossier opgebouwd.
Als de externe een strafbaar feit pleegt, kunnen eerdere meldingen meewegen bij het bepalen van een eventuele straf.
Als bij de politie een stopgesprek wordt aangevraagd, dan spreekt de politie een dader aan op zijn/haar gedrag. Dat kan bij de dader thuis, of op het politiebureau. Na een stopgesprek is de keuze aan de dader. De dader stopt met het agressieve gedrag of er wordt aangifte gedaan, waarna strafvervolging plaatsvindt.
Het slachtoffer kan bij zijn aangifte doorgeven dat hij op de hoogte wil blijven van de voortgang. Zoals het opsporen en aanhouden van de dader door de politie en wat het Openbaar Ministerie (OM) gaat doen. Het slachtoffer kan de voortgang via het slachtofferloket volgen. Dit loket is een samenwerking van de politie, Slachtofferhulp Nederland en het OM.
Deze informatie is bedoeld voor werknemers met een publieke taak die te maken krijgen met agressie en geweld en voor hun werkgevers, en bevat een nadere uitleg van bestaand beleid over (gedeeltelijke) anonimiteit in het strafproces.
De werkgever heeft een procedure om eventuele schade aan de dienst en/of aan de werknemer te verhalen op de dader. De betrokken werknemer wordt hierover geïnformeerd.
Op de dader kan zowel materiële als immateriële schade worden verhaald.
Er zijn verschillende mogelijkheden om schade te verhalen:
Is een medewerker mishandeld en gewond geraakt? Of heeft de dader in een agressieve bui vernielingen aangericht? Spreek vanuit de organisatie de dader aan op vergoeding van de schade. Zo benadruk je dat agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak onacceptabel is
Je kunt slachtoffer worden van een strafbaar feit. De rechter kan de dader verplichten een schadevergoeding aan u te betalen. Bij een ernstig misdrijf krijgt u mogelijk een eenmalige uitkering van het Schadefonds Geweldmisdrijven. Als verkeersslachtoffer kunt u mogelijk een beroep doen op het Waarborgfonds motorverkeer.
Op het Rijksportaal staat het protocol schade verhalen op de aansprakelijke partij.
Kijk op Rijksportaal; onderwerp schadevergoeding en/of regres
Werknemers die in hun werk te maken kunnen krijgen met agressie en geweld, worden voorgelicht over de risico’s van agressie en geweld, over wat ze moeten doen en hoe te handelen als ze te maken krijgen met agressie en geweld, over de gevolgen van agressie en geweld, en over alle maatregelen die getroffen zijn om deze risico’s te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. De voorlichting is onderdeel van het introductieprogramma en wordt aangeboden voordat iemand met zijn werkzaamheden begint. Voor alle werknemers wordt deze voorlichting periodiek herhaald. De noodzakelijke frequentie van herhaling wordt afgestemd op het risiconiveau en wordt opgenomen in het plan van aanpak van de RI&E.
Voor situaties of functies waarvan bekend is dat agressie en geweld kunnen voorkomen, moet de werkgever ervoor zorgen dat werknemers voorlichting krijgen over de risico’s die hun werk met zich meebrengt en over de maatregelen die de werkgever heeft genomen.
De voorlichting over de risico’s in het werk en de aanpak ervan bestaat uit:
De belangrijkste beleidsuitgangspunten, normstelling en afspraken over melden en opvang en nazorg kunnen worden vastgelegd in een kort filmpje. Een dergelijk filmpje kan worden opgenomen in het introductieprogramma voor nieuwe werknemers en kan ook worden getoond in werkoverleggen.
Voor werksituaties waarin het risico op agressie en geweld aanwezig is, zijn de werknemers voldoende getraind om een risico op escalatie tot een minimum te beperken en om adequaat te reageren op agressie en geweld. De inhoud en frequentie van de training worden afgestemd op het risiconiveau en de contactsoort (in overeenstemming met de actuele RI&E). Onderdelen van de training zijn afhankelijk van het risiconiveau en gericht op:
Als zich ondanks alle voorzorgmaatregelen toch agressie en geweld voordoen, is het belangrijk dat werknemers daar adequaat op reageren. Hierdoor kan de agressie worden ingeperkt of afgebouwd (de-escaleren). Een verkeerde reactie kan juist escalerend werken.
Elke werknemer moet bij gevaar passende maatregelen kunnen nemen om zichzelf en collega’s in veiligheid te brengen. Hiervoor is kennis alleen niet voldoende. Daarom moet het gewenste gedrag regelmatig worden geoefend in trainingen.
Leidinggevenden hebben een belangrijke voorbeeldfunctie en een coördinerende en aanjagende rol. Ze worden voorgelicht over het beleid van het departement(sonderdeel) en de wijze waarop ze hier met hun afdeling of team concreet invulling aan geven. Leidinggevenden worden daarnaast getraind in het verzorgen van eerste opvang en nazorg.
Aan de hand van de RI&E wordt bepaald welke groepen werknemers door de aard van het werk en/of de werkomgeving tot de risicogroep behoren.
Voor werknemers die risico lopen op agressie en geweld, geldt dat:
Voor werknemers die werken in situaties waarbij het risico op directe confrontatie met agressie en geweld groot is, geldt aanvullend dat:
De werknemer moet enerzijds weten hoe normoverschrijdend gedrag van een externe te voorkomen is door middel van de-escalatie (gesprekstechnieken). Anderzijds moet hij weten wat hij moet doen bij uitingen van normoverschrijdend gedrag door de externe. De werknemer kent de procedures die binnen zijn of haar team of afdeling van toepassing zijn. Alle teams en afdelingen die contact hebben met externen, hebben tweemaal per jaar een werkoverleg over omgaan met agressie en geweld. Een van deze halfjaarlijkse momenten wordt ingevuld met een dilemmasessie. Daarnaast is sprake van vaardigheidstrainingen die aansluiten bij de contactsoort en die, passend bij het risico op agressie en geweld, herhaald worden. In de praktijk betekent dit dat herhaling bij hoog risico jaarlijks en bij beperkt risico uiterlijk één keer per drie jaar plaatsvindt. Elk departement(sonderdeel) maakt jaarlijks een opleidingsplan. Deelname aan vaardigheidstrainingen is voor werknemers verplicht.
De trainingen van werknemers vinden plaats in (kleine) groepen en zijn afgestemd op het risico, de contactsoort en het eventuele leerdoel.
Voor de volgende contactsoorten worden specifieke trainingen verzorgd.
In de trainingen wordt naast het onderscheid in contactsoort ook een onderscheid gemaakt in verschillende gespreksvaardigheden. De volgende vaardigheden kunnen aan bod komen.
Zorg dat de aandacht voor voorkomen van- en omgaan met agressie onder de aandacht blijft. Organiseer daarom frequent (bij voorkeur minimaal één keer per jaar) een themabijeenkomst over agressie.